Het eetpatroon en de voedingsbehoeften van de patiënt kunnen veranderen doorheen het ziekteproces. ‘Opknappen’ door voeding is enkel mogelijk als de ziekte dat toelaat en sterk afhankelijk van de fase in het ziekteproces. Een verminderde eetlust is dan ook het gevolg van de ziekte en bijhorende behandelingen en staat los van de goede zorg die aan de patiënt geboden wordt. Na een ingrijpende operatie, als voorbereiding op een behandeling, na een infectie,… heeft het lichaam voornamelijk nood aan rust. Speciale voeding (drink- of sondevoeding en voedingssupplementen) doet nu meer kwaad dan goed en kan zelfs een extra belasting zijn voor het zieke lichaam. Het bestrijden van symptomen en bekomen van comfort zijn nu belangrijker dan ‘de juiste voeding’.

Enkele voedingsadviezen wanneer eten en drinken moeilijker wordt:

  • regelmatig kleine en aantrekkelijke maaltijden in een ontspannen sfeer en omgeving
  • snacks met hoge voedingsstofdichtheid, goed verspreid over de hele dag
  • in gezelschap van anderen eten, want zien eten doet eten
  • eetlustopwekkende levensmiddelen gebruiken, zoals kopje bouillon of aperitief
  • geen compacte gerechten (bv. stamppot), vette en gasvormende producten
  • vloeibare voedingsmiddelen (bv. smoothies); deze geven een minder vol gevoel en eten gemakkelijker
  • maaltijden en producten die niet (meteen) worden gegeten of gedronken nadien weer wegnemen
  • Fortimel® Compact Fibre is een energierijke, kant-en-klare volledige drinkvoeding met vezels, als vervangmaaltijd
  • Delical biedt bijvoedingen in een vastere consistentie; een tussendoortje om te lepelen

Vocht en voeding in de terminale fase

In de terminale of laatste fase van het leven kan er steeds minder behoefte zijn aan eten en nadien ook aan drinken. Voor naasten is het vaak moeilijk om hiermee om te gaan omdat het zorgt voor machteloosheid en schuldgevoelens. Iemand eten en drinken geven wordt immers vaak gezien als een teken van ‘goede zorg’. Men gaat er ook wel eens van uit dat iemand die ziek is voldoende ‘moet’ eten en drinken. Echter is een verminderde eetlust een natuurlijke reactie van het lichaam wanneer het levenseinde nadert.

“Mensen sterven niet omdat ze niet meer eten of drinken, maar stoppen net met eten en drinken omdat ze stervende zijn.”

Wanneer er gestopt wordt met het toedienen van vocht en voeding, heeft dat voornamelijk gunstige effecten voor de stervende patiënt, hoe tegenstrijdig dat ook lijkt. Wanneer er minder vocht aanwezig is in het lichaam (uitdroging), is er minder kans op zwelling waardoor de pijn afneemt. Ook ademhalen zal gemakkelijker gaan, de aanmaak van speeksel vermindert, de urineproductie neemt af. Door geen voeding meer te geven, verkleint tevens het risico op misselijkheid en braken.

Daarnaast toont wetenschappelijk onderzoek aan dat angstgevoelens kunnen afnemen wanneer de toediening van vocht en voeding stopt. Voor de familie kan het een geruststelling zijn te weten dat iemand die stervende is, geen honger- of dorstgevoel ervaart. Maar de mond en lippen worden droger; goede mondzorg is nu essentieel. Het is waardevol de naasten hierin te betrekken. Voor hen kan deze manier van zorgen als zinvol ervaren worden wanneer het zorgende karakter van het voeden wegvalt. Het is belangrijk de verminderde eetlust van de patiënt te respecteren en het natuurlijke stervensproces te volgen. Weet dat naasten en zorgverleners ook nog op vele andere manieren van betekenis kunnen zijn voor de stervende tijdens het waken.