In de stervensfase komen alle aspecten van palliatieve zorg samen: een goede organisatie van de zorg is belangrijk, net zoals adequate pijn- en symptoomcontrole en aandacht voor psycho-emotionele ondersteuning en spirituele noden.

Aan het einde van het leven vinden tal van lichamelijke en geestelijke veranderingen plaats die wijzen op het inzetten van het stervensproces. Het natuurlijke sterven kent doorgaans de hierna beschreven signalen. Maar ieder sterfbed en ieder mens is uniek en vraagt een aanpak op maat. Niet alle veranderingen treden in dezelfde mate op en ook de volgorde waarin ze verschijnen, verschilt van persoon tot persoon.

Ernstige vermoeidheid – verzwakking – slaperigheid
De patiënt is volledig bedgebonden en slaapt almaar meer naar het einde van het leven toe. Vaak geeft hij/zij aan lichamelijk en geestelijk op te zijn. Hij/zij wordt zwak, suffer en meer in zichzelf gekeerd. Naarmate het stervensproces vordert, daalt het bewustzijn en verloopt de communicatie veel moeizamer waardoor een gesprek steeds moeilijker wordt.

Verminderde behoefte aan eten en drinken
De behoefte aan eten en drinken, en ook het honger- en dorstgevoel, valt geleidelijk aan weg. Voor de naasten is dit vaak een moeilijk moment; hun dierbare voeden staat immers symbool voor goede zorg. Maar in deze fase van het ziek zijn heeft het lichaam geen voeding en vocht nodig. Moeizaam kunnen slikken is één van de tekenen die duiden op een verminderde slikfunctie. Door niet langer vocht en voeding aan te bieden, vermindert gaandeweg ook de urine- en stoelgangsproductie, wat bijdraagt tot comfort van de patiënt. Om te voorkomen dat de lippen en de mond uitdrogen, verzamelen we info en tips over goede mondzorg.

Verandering in de ademhaling
De ademhaling wordt onregelmatiger en oppervlakkiger en er vallen steeds langere adempauzes. Deze zijn te wijten aan het uitvallen van de levensfunctie in de kleine hersenen. De ademhaling valt dan regelmatig stil om daarna met een diepe zucht weer op gang te komen.

Daarnaast kan er een reutelende ademhaling hoorbaar zijn. Dat komt omdat er vocht in de keelholte of luchtpijp zit die niet meer kan opgehoest worden. Dit kan beangstigend aanvoelen voor de naasten, maar het is belangrijk om weten dat dit door de stervende zelf niet als benauwd ervaren wordt.

Fysieke veranderingen aan het lichaam
Het lichaam houdt zo lang mogelijk de doorbloeding van hart en longen in stand. Omdat het bloed zich tijdens de stervensfase steeds meer terugtrekt naar de borst- en buikholte, krijgt de stervende bijvoorbeeld koud aanvoelende ledematen, paarsblauwe vlekken op de benen, een grauwe huidskleur, blauwe lippen en nagels, een glazige en doffe blik in de ogen, een spitse neus,…

Terminale onrust, verwarring en doodsangst
Het kan voorkomen dat iemands gedrag verandert (door een gedaald bewustzijn). De stervende kijkt dan anders uit zijn/haar ogen en kan een onrustige en verwarde indruk maken. Het lijkt alsof hij/zij vanalles beleeft of ziet, maar wat precies is niet duidelijk. Dit is een vorm van delier dat optreedt tijdens de laatste dagen en vooral tijdens de laatste uren voor het overlijden. Deze observaties kunnen emotioneel belastend zijn voor de naasten. Het kan helpen om een rustige en stabiele omgeving te creëren.

dapiki-moto-KRIQ8aidIQE-unsplash

Aandacht voor het psycho-emotionele aspect wordt almaar essentiëler naarmate de stervensfase vordert.

Het is van groot belang dat er voortdurend gecommuniceerd wordt tussen de naasten en de zorgverleners. Familie en naasten voelen van nature aan wanneer het einde nadert maar het is belangrijk dat de betrokken zorgverleners concreet benoemen dat de stervensfase is aangebroken. Zij kunnen vanuit hun ervaring en professionele achtergrond uitleg geven bij de lichamelijke en geestelijke veranderingen die kunnen optreden. Naasten hebben nood aan tijd en ruimte om gehoord en erkend te worden wat betreft hun beleving en gevoelens tijdens deze fase. Sterven is een natuurlijk proces dat tijd vraagt.

Rustig aanwezig zijn tijdens dit proces is het vertrekpunt.